Vereniging voor
Volkenkunde Breda
Geef a.u.b. uw e-mailadres in, dan sturen wij u een link
waarmee u een nieuw wachtwoord kunt invoeren.
08 januari 2024 Annette Schmidt
Lezing met beeldmateriaal over Mali. Annette Schmidt studeerde Pre- en Protohistorie aan de Universiteit Leiden, waarbij ze archeologisch onder zoek deed in Mali, West-Afrika.
Voor Museum Volkenkunde had ze de leiding over een groot internationaal opgravingsproject in Mali. Ze was ze als projectleider lange tijd betrokken bij het restaureren van monumentale leemarchitectuur in Djenné en het Dogon-gebied in Mali. Djenné, de mooiste stad van Afrika.
Annet: “Djenné is een van de oudste steden van Afrika. Opgravingen hebben aangetoond dat de stad al bewoond werd in de derde eeuw voor Christus. Dit vermaarde handelscentrum ligt aan de zuidgrens van de Sahara in de Republiek Mali.
Djenné dankte zijn rijkdom aan de trans-Saharahandel en zijn strategische ligging aan de Bani, een van de zijrivieren van de Niger, aan de rand van een grote vlakte van 30.000 km², de Binnendelta van de Niger. Ieder jaar loopt een groot deel daarvan korte tijd onder water.
Dit gebied is zeer belangrijk voor de geschiedenis van West-Afrika en is nauw verbonden met het ontstaan van de grote rijken uit het verleden: Ghana/Wagadu, Mali en Songhay. De natuurlijke rijkdommen – akkers, weidegronden, vis en wild – hebben veel volken aangetrokken. Het talrijkst zijn de Marka/Songhay (handelaren), de Bozo (vissers en metselaars), de Peul (of Fulbe: veehouders) en de Bamana (landbouwers). Al die volken zijn in Djenné te vinden en zij hebben hun stempel op de stad gedrukt.
De architectuur van Djenné is nauw verbonden met de vakkennis van de metselaars en hun traditionele organisatie, de Barey-ton, die teruggaat tot de vijftiende eeuw. De Barey-ton beslist over de hoogte van de salarissen en de verdeling van het werk en zorgt voor de opleiding van leerling-metselaars. Binnen de beroepsgroep bestaat een strenge rangorde: men onderscheidt leerlingen, jonge metselaars en meester-metselaars. Deze laatsten kennen het vak door en door en beheersen ook de bijbehorende rituelen. Zo is een relatie ontstaan tussen de families van de huiseigenaar en die van zijn metselaar die generaties lang kan blijven bestaan.
De economische crisis van de jaren 1980 bedreigde het voortbestaan van de eeuwenoude monumenten. Regelmatig onderhoud bleef achterwege en veel huizen stortten in. Daarom plaatste de Unesco Djenné in 1988 op de lijst van het Werelderfgoed. Een reddingsactie was noodzakelijk om de indrukwekkende architectuur van de ondergang te redden.
In dat kader heeft ook een Malinees-Nederlandse werkgroep in 1995 een bezoek gebracht aan Djenné om te onderzoeken hoe deze voor Afrika unieke architectuur behouden kon worden. Meer dan 50% van de 134 monumentale huizen die in de jaren tachtig waren gedocumenteerd, was volledig verdwenen of vervangen door nieuwbouw”.